Voor de natuurlijke drang om te leren.
Voor de natuurlijke drang om te leren
In de eerste levensjaren van een kind wordt een enorm belangrijke basis gelegd. In geen andere periode van het leven vindt zo’n stormachtige ontwikkeling plaats. Alleen in het eerste levensjaar al, leert het kind rollen, zitten, kruipen, staan en lopen. De grove motoriek staat in deze periode centraal, maar ook de fijne motoriek maakt grote stappen. De handen leren samenwerken, het kind leert objecten van verschillende afmetingen pakken, objecten ergens in stoppen, en nog veel meer.
Dit vergt een goede manier van samenwerking tussen de ogen en de handen, oftewel de oog-handcoördinatie. Kinderen willen kunnen wat volwassenen ook kunnen, ze willen volwassenen nadoen. Dit is hun innerlijke drive. Het enige waarbij wij het jonge kind hoeven te ondersteunen, is het bieden van een rijke omgeving met eenvoudige maar zeer doordachte materialen waarmee ze al deze vaardigheden kunnen leren. En kinderen blijken tot veel meer in staat dan wij ons soms realiseren. Het mooiste tijdens het werken met jonge kinderen is het zien van de trots in de ogen als het kind zich iets nieuws heeft eigen gemaakt. De trots van ’ik kan het’.
Kijken naar kinderen
Als kinderarts was Maria Montessori enorm goed getraind in het observeren van kinderen. Dit vormde de basis van haar aanpak. Door het bedenken van materialen en het creëren van een omgeving passend bij de ontwikkelingsfase en de interesses van het kind, zag zij dat kinderen zich nog sneller ontwikkelden.